Techniques de Randonnée Equestre de Compétition (TREC)


Een TREC wedstrijd loopt normaal over twee dagen en bestaat uit drie verschillende proeven, die zich allemaal buiten afspelen. In Frankrijk, een land met een rijke trektochttraditie, bestaat TREC al sinds de jaren ‘80, en de populariteit van deze veelzijdige sport blijft wereldwijd groeien. TREC ruiters dienen over een aantal specifieke vaardigheden te beschikken, zoals kaartlezen en gevoel voor oriëntatie. Op dag 1 van de wedstrijd wordt de P.O.R gereden: na het traceren van de stafkaart vertrekken ruiter en paard voor een rit van 25 à 40 km. Oriëntatie onderweg gebeurt met kaart en kompas en bovendien moet men zich telkens aan een welbepaalde snelheid houden. Afhankelijk van het terrein dus geen simpele opdracht.
Maar TREC is niet alleen een avontuurlijke sport, het is ook zeer afwisselend.
Het tweede onderdeel, de M.A. of gangenbeheersingstest, is het dressuuronderdeel waarbij men over 150 meter zo traag mogelijk galoppeert en zo snel mogelijk stapt.
De laatste TREC proef, de P.T.V., bestaat uit 16 tot 18 hindernissen, die de goede communicatie van ruiter en paard testen in verschillende situaties, zowel te paard als van op de grond: sprongen over natuurlijke obstakels zoals een boom of een beek, hellingen op en af, gehoorzaamheidsoefeningen zoals onbeweeglijk stilstaan, en precisieoefeningen zoals openen en sluiten van een poort enzovoort.